Alles is bij mij gerelateerd aan de Pyreneeën. Als ik het
heb over fotografie dan gaat het dus over fotograferen in de Pyreneeën. Het is
maar dat je het weet. En nu ga ik het hebben over de hoogste vorm van
fotografie in de Pyreneeën. Geen gemakkelijk onderwerp. Ik neem een aanloopje.
Menige lange reis in de Pyreneeën heb ik gemaakt. Tien weken
was eigenlijk wel het minimum. Minder vond ik maar niks voor iemand die serieus
bezig wilde zijn met het ontdekken (voor zichzelf) van de Pyreneeën. Lange,
mooie tochten maakte ik. Fantasierijk, vol uitdaging. Maar ik was niet elke dag
in de bergen. Af en toe was er een rustdag. Om bij te komen van de
inspanningen, kleren te wassen en eten in te slaan voor de komende dagen. Maar
er speelde nog wat op de rustdagen: boeken kijken. Ik hoopte altijd maar in een
dorp als Gavarnie, Cauterets of Luchon neer te strijken, dorpen waar winkels
waren, want dan kon ik me vergapen aan de nieuwste boeken over de Pyreneeën.
Vooral de fotoboeken hadden mijn interesse. Afspraak met mezelf was dat ik aan
het eind van de reis een aantal boeken mocht kopen. Na zo lang in alle eenvoud
te hebben geleefd, had ik dat verdiend, zo was de gedachte. En al zeg ik het
zelf, ik verdiende het ook. Sommige boeken moest ik gewoon hebben. Ik raakte er
helemaal van in vervoering. Onderweg maakte ik een lijst van gewenste aankopen.
Er werden berekeningen gemaakt. Kon ik het me allemaal veroorloven? Breed had
ik het immers niet. En dan, helemaal aan het eind van de reis, werd een extra
dag besteed aan het nogmaals bekijken van alle boeken, het afwegen, het
beslissen en ja, het kopen. En met een paar tassen vol boeken keerde ik
huiswaarts. Genoeg om de winter door te komen. Genoeg om het dromen over de
Pyreneeën te stimuleren. Wat was ik blij met mijn boeken.
En nu, heel wat jaren later, is er in Le Petit Refuge een
mooie Pyreneeënbibliotheek. De fotoboeken nemen een prominente plaats in. Ze
worden door iedereen gewaardeerd. Dat is ook niet zo gek, want foto’s spreken een
universele taal die iedereen begrijpt. Als je al die fotoboeken gaat bekijken,
zal het je opvallen dat de beste fotografen het vermogen hebben de Pyreneeën
voor zich te laten spreken. Zonder een enkele toevoeging. En dat betekent: geen
mensen op de foto’s of een enkele keer, heel discreet. Uitzonderingen zijn de
herders met hun vee, mensen die op het land werken, karakteristieke figuren in
de dorpen. Zij kunnen iets wezenlijks toevoegen aan de foto. Een foto tot een
verhaal maken zelfs. Maar wandelaars en bergsporters op de foto’s? Hoogst
zelden. En ik ben daar heel blij mee. Mensen bezoedelen het landschap, zijn
storende factoren en leiden de aandacht af van waar het om gaat. Het is mij ook wel bekend dat mensen soms diepte
aan een foto geven, de verhoudingen aangeven, maar voor mij hebben ze maar
zelden een toegevoegde waarde. Licht, kleur, vorm, ambiance, daar hebben de
topfotografen voldoende aan. Geen mensen, maar puur Pyreneeën en dan zo
fotograferen dat de foto spreekt. Nee, dat de Pyreneeën spreken. Voor zichzelf.
Er zijn er maar een paar die dat kunnen. De Faucompret en Audoubert schieten
mij nu even te binnen. Zij hebben de essentie van de Pyreneeën niet alleen
ervaren, maar weten deze ook op weergaloze wijze vast te leggen. Zij houden zich bezig met de hoogste vorm van
fotografie. De boeken van hun blijven een genot om in te kijken. In alle rust
kan ik dan genieten van de Pyreneeën zonder afgeleid te worden door wandelaars
die druk bezig zijn of door felgekleurde tentjes die vloeken met het landschap.
Heerlijk!
Maar ach, waar verveel ik jullie eigenlijk mee?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten