woensdag 3 oktober 2012

Op weg naar een nieuw leven


 

Moeilijke momenten voor een beschermheilige

 

Ineens waren ze er. Uit het niets tevoorschijn gekomen. Drie stuks. Twee zwart-witte en één karamel met strepen. In een tuintje naast mijn huis zag ik ze. Tussen het struikgewas. Bij de moeder. Wat waren ze klein. Een paar weken oud nog maar. Geheel afhankelijk van de moeder. De wereld voorzichtig verkennend. Eind juli zal het zijn geweest. Ik schrok van de ontdekking. “Wat moet ik hier in hemelsnaam mee?”, dacht ik. Ze zijn te oud om nog in te grijpen, dat was me duidelijk. De bedoeling was om uitbreiding van het kattenbestand te voorkomen, maar ja, wat doe je als je een paar dreumesen ziet? Het tegenovergestelde natuurlijk! De kleintjes beschermen. Ze hadden geen slechter moment kunnen kiezen om geboren te worden. Midden in het hoogseizoen, juist in de tijd dat er nogal wat kinderen in Ayet zijn om de vakantie door te brengen. Ik was nog niet vergeten wat er vorig jaar allemaal gebeurde. Er werd met stenen gegooid, met stokken geslagen en enkele tuintjes werden afgestroopt in een poging een kleintje in de hoek te drijven en te grijpen. Want daar gaat het om: een kleintje pakken. Alle pogingen waren vruchteloos. Wat zou er dit jaar gebeuren? Ik vreesde het ergste.

Mijn vrees bleek gegrond. Binnen de kortste keren waren de kleintjes ontdekt en kon de jacht beginnen. Kinderen stapten pardoes een tuin in en joegen met stokken achter de katjes aan. Ik twijfelde geen moment. Scheldend en vloekend joeg ik de kinderen de tuin uit. Ze schrokken zichtbaar van mijn ingrijpen. Maar het bleef niet bij deze ene ingreep. In Saint Girons kocht ik een paar stevige hangsloten en het tuinhekje ging op slot. Tuintje is niet van mij, maar dat deed er niet toe. De eigenaars waren er toch nooit. Ook een aangrenzend tuintje, waar de katten vaak vertoefden, ging op slot. Openingen in het hek waren er voldoende en zo konden de katten in en uit lopen. In de tuintjes waren ze veilig. Dat hadden ze zelf ook snel in de gaten. Er hoefde maar iemand aan te komen en ze verdwenen achter het hek.

Beschermen is één, vertrouwen winnen is een andere zaak. Ik liet mijn gezicht elke dag zien, ging vaak voor de tuintjes zitten. Ja de katjes waren bang, maar jonge katten zijn ook nieuwsgierig. Langzaam kwam de boel in beweging. Elke dag gaf ik ze te eten. Op vaste momenten. ’s Ochtends vroeg en ’s avonds laat. Wat waren ze bang in het begin. Eentje was zo bang, dat hij niet durfde te eten. Geschrokken reageerden ze op aanrakingen. Stap voor stap ging het beter. Na een tijdje was de angst voor mij weg. ‘s Ochtends zat ik vaak een half uurtje met drie katten op schoot. Mooie, rustige momenten waren dat. Caramel, zo noem ik hem maar, bleef aanvankelijk een beetje schichtig, maar ging mij meer en meer opzoeken. Een ongelooflijk lief katje. Speels, ondeugend en mooi. Een opvallende verschijning. Meer en meer zocht hij me op. We hadden een goed contact. Er groeide iets bijzonders tussen ons.

Zo ging de zomer voorbij. Het werd september. Kinderen vertrokken, de scholen begonnen weer. De rust keerde weer in Ayet. Goed voor de katten, goed voor mij. Het bleef druk in Le Petit Refuge. Mijn gasten ontging de aanwezigheid van de katjes niet en ook niet mijn zorg voor ze. Van Caramel was iedereen gecharmeerd. Begrijpelijk. “Ik zou hem zo kunnen meenemen” hoorde ik dan. Dat is gemakkelijk gezegd. Maar de stap nemen, is een ander verhaal. En toen, eind september, kwam er een Nederlands stel. Uit Limburg. In de zomer waren ze ook al geweest. Aardige mensen, echte kattenliefhebbers. Hun kat was een paar weken geleden overleden. We spraken er een paar keer over en het werd al snel duidelijk dat ik echte kattenliefhebbers in huis had. Natuurlijk merkten ook zij de jonkies op en Caramel stal weer eens de show. Het viel me op dat hij niet voor ze wegstoof, zoals hij dat altijd deed bij vreemden. Hij liet zich zelfs aaien. Een goed teken. Wat zou het prachtig zijn als Caramel bij hun terecht zou kunnen, dacht ik. Tegelijkertijd moest ik er niet aan denken dat hij hier niet meer zou zijn. En hij heeft het hier niet slecht, wist ik. Maar een echt thuis is natuurlijk wat anders. Ik besloot de stap te maken en tijdens het ontbijt op de laatste dag vroeg ik of zij Caramel wilden adopteren. Ze waren beduusd van deze vraag, die ze nooit hadden verwacht. Bedenktijd hadden ze nodig. Ze maakten die dag een lange wandeling, maar het waren nu eens niet de uitzichten die hen bezig hielden maar de  vraag wat ze zouden doen. En mij hield het natuurlijk ook bezig. ’s Avonds werd het verlossende woord gesproken. “We hebben er lang over nagedacht en we hebben besloten hem mee te nemen”. Een antwoord dat mij hevig emotioneerde. Veel meer dan ik had verwacht. Wat was ik blij voor Caramel die een echt thuis zou krijgen en wat vond ik het vreselijk dat ik hem kwijt zou raken. We hebben lang en als volwassen mensen gepraat over het meenemen van Caramel en ik wist dat het goed was. Op de ochtend van het vertrek heb ik Caramel netjes in zijn reismandje gedaan. Het kostte geen moeite. En even later reden ze weg. Op weg naar een nieuw leven voor Caramel.

De reis is goed verlopen en met Caramel, hij heet intussen Jules, gaat het uitstekend. Hij went snel en is heel aanhankelijk. Ze zullen nog veel plezier beleven aan deze kater. Meer dan ze denken.

Intussen lopen er in Ayet nog twee zwart-wit katjes rond. Met een leuk karakter. Heel lief zijn ze. Tegenwoordig liggen er vaak twee katten op mijn schoot. Ach, mijn schoot zou binnenkort toch te klein zijn voor de drie katten. Wat groeien ze! Het zal er wel op uitdraaien dat ze hier blijven. Slecht hebben ze het niet. Ze hebben elkaar, worden gevoerd, kunnen wegduiken in een schuur en er is nog altijd die ene beschermheilige die zich over hen ontfermt.

 

Geschreven op de vooravond van Werelddierendag

 
Foto: Jules in zijn nieuwe thuis

woensdag 5 september 2012


De beer is los in de Pyreneeën

 
Er leven beren in de Pyreneeën. Geen echte Pyreneese beren, maar import uit Slovenië. In 2006 zijn in de centrale Franse Pyreneeën vijf beren uitgezet. Vier vrouwtjes en een mannetje. Het uitzetten was in feite een reactie op het doodschieten in november 2004 van het laatste vrouwtje onder de Pyreneese beren. Zelfs de allerlaatste beren bleken niet veilig voor de mens. De dood van het laatste vrouwtje veroorzaakte de nodige commotie en het uitzetten van beren, waarover al jaren werd gepraat, kon niet uitblijven. Vijf beren. Na een jaar was één beer doodgereden, had een andere een noodlottige val gemaakt en was een derde in zijn poot geschoten door een jager die iets zag bewegen in het struikgewas en op goed geluk begon te schieten. Tussen de bedrijven door planten de beren zich ook nog voort. Samen met eerder uitgezette beren of nakomelingen daarvan proberen ze er het beste van te maken. Vorig jaar heeft men twintig beren geteld in de Pyreneeën. Dat is bepaald geen levensvatbare populatie en biologen, natuurbeschermers en anderen die de beren een warm hart toedragen hopen dan ook dat er meer beren worden uitgezet. Plaatselijke bevolking, herders en jagers hopen dat dat niet gebeurt. Voor- en tegenstanders staan lijnrecht tegenover elkaar en bewerken de politici die de moed niet hebben om een beslissing te nemen. Een hopeloze situatie. Ik vrees dat het met de beren nooit echt iets zal worden in de Pyreneeën. Vergis je niet in de diepgewortelde haat die er in de Pyreneeën bestaat tegen de beer. De uitspraak “non ours” is in mijn streek, de Couserans, niet voor niks overal op de weg gekalkt.

Ach, er zullen altijd wel een paar beren in de Pyreneeën leven, maar de door de biologen gewenste populatie zie ik niet komen. Voorlopig blijven het enkele exemplaren, die zich angstvallig verborgen houden voor de mens. De kans dat wandelaars een beer in het vizier krijgen, is verwaarloosbaar klein. In de Couserans heb je nog de meeste kans.15 van de 20 beren bevinden zich in deze dunbevolkte streek. Ik hou mezelf voor dat ik vroeg of laat een beer zal zien tijdens een wandeling. Wat zal er dan gebeuren? Niet veel waarschijnlijk. Ik denk dat we allebei bang zullen zijn, de beer en ik. Even zullen we elkaar verschrikt aankijken, waarna de beer in het bos zal verdwijnen. Ik hoop dat ik de tegenwoordigheid van geest zal hebben om een foto te maken. En die foto stuur ik dan op naar de Wandelkrant. Ja, dat doe ik.

vrijdag 6 juli 2012

Anti antiaanbaklaag (over de cantharel)


Vandaag was het zover. Voor het eerst dit jaar vond ik cantharellen. Eindelijk. Ik wist dat ze er waren. Enkele dorpsgenoten hadden er al wat gevonden. Het werd dan ook tijd weer eens de beboste hellingen van de Vallée de Bethmale af te stropen. Afgelopen week had het flink geregend, de bodem was doorweekt. Prima voor de cantharellen. Helemaal mooi wordt het als na hevige regenval mooi weer aanbreekt. Een paar dagen warmte en het gele goud komt tevoorschijn. Vocht en warmte zijn de ideale combinatie voor de cantharel.  Op droge grond hoef je niet te zoeken en van kou is de cantharel ook niet gediend. Fijn dat de tijd van de cantharel is aangebroken. Het seizoen zal nog duren tot een eind in september. Regelmatig zal ik er op uit trekken om te speuren naar de cantharel. Fantastisch vind ik het om deze paddenstoel te kunnen aanbieden aan mijn gasten.  De Fransen zijn bekend met de cantharel en vinden het geweldig als hij op tafel komt. Ze weten hem te waarderen. Voor de meeste Nederlanders is hij onbekend. Voor hun is het eten van de cantharel een openbaring. Mooi is de (vaak) diepgele kleur van de cantharel, mooi is ook de kelkvorm, maar de kracht van de cantharel schuilt vooral in het parfum. Ruik er maar eens aan. Er is maar één paddenstoel die zo lekker ruikt. Een waar parfum, krachtig en geraffineerd. Heerlijk!



Na een mooie oogst dient zich de vraag aan wat met al die cantharellen te doen. Hoe moet je ze bereiden? Er zijn allerlei mogelijkheden, maar ik zou om te beginnen willen zeggen:  hou het simpel en laat vooral die geur en smaak van de cantharel naar voren komen. Verwerk hem niet in een gerecht waarin hij verloren gaat. Het beste is om de cantharel in de pan te bakken. Heel simpel, met wat peper, zout, knoflook en peterselie. Maar dat gaat niet zomaar. Eerst moeten de cantharellen schoongemaakt worden. Het zand moet afgespoeld worden met water. Dat is vervelend want deze paddenstoel absorbeert water. Vervolgens doe je ze in de pan op hoog vuur en je wacht tot het water uit de cantharellen komt. Vervolgens afgieten (niet doorkoken tot het water is verdampt, dan blijft er van de smaak niks over!). Laat ze maar een tijdje staan en dep ze droog met keukenpapier. Tja, en dan kan het feest beginnen. Olijfolie in de pan en de cantharellen toevoegen in de hete pan. Beetje peper en zout. Peterselie en knoflook tegen het eind toevoegen (niet meteen in de pan gooien!). Niet teveel hè? Het gaat om de cantharel, weet je nog? Heerlijk, op een bord leggen, sneetje brood erbij en smullen maar. Ik vergeet nog iets: de pan. Geen antiaanbaklaag. Daar houdt de cantharel niet van, zo heb ik in Ayet geleerd. Een ouderwetse, ijzeren pan (niet roestvrij) gebruiken. Dat is het beste. De cantharel is anti antiaanbaklaag.



Vergeet de recepten op internet, waarbij de cantharel verloren gaat in een gerecht. Eenvoud is heilig. Een omelet kan ook nog, al gaat de smaak van de cantharel dan wel een beetje verloren. Het is ook een mooie begeleider van vlees. Vooral van kalfsvlees, maar een gewone kotelet is ook niet gek. En wat een presentatie! Een grote schaal met het vlees, omgeven door die prachtige, gele paddenstoelen. Daar doe je iedereen een plezier mee.



Morgen is het zover. Voor het eerst cantharellen op tafel in Le Petit Refuge. Weet je wat, ik gooi mijn principes overboord en ga gewoon mee eten met mijn gasten. Ja, dat doe ik!



Pyreneeëngroet,



Ton

maandag 11 juni 2012

Nederland - Duitsland


Twee avonden voor de wedstrijd van de eeuw een stukje over voetbal. Nee, geen Pyreneeën vandaag. Het spijt me. 

Ik ben opgegroeid met voetbal. De glorietijd van Ajax en Feijenoord, eind jaren zestig en begin jaren zeventig heb ik meegemaakt. Mijn club was Feijenoord. Hard werken, geen gelul, een club van het volk en ook goed voetbal, dat was Feijenoord. Met Ajax had ik niks. Het beste voetbal werd door Ajax gespeeld, maar de kapsones, de grote mond en de misplaatste arrogantie stonden me tegen. Wat dat betreft is er in de loop van de jaren niks veranderd. Mijn sympathie gaat nog altijd uit naar Feijenoord. Zelf voetballen deed ik ook. Fanatiek, ik was er elke dag mee bezig. De Pyreneeën had ik nog niet ontdekt, dus wat wil je? Dan ga je voetballen. Elke dag was ik er mee bezig. Wim van Hanegem was mijn held. Ik keek soms met plaatsvervangende schaamte naar zijn harde charges, maar wat kon de man voetballen. Inzicht en techniek gingen hand in hand. Ik genoot van zijn manier van voetballen. Jammer dat Feijenoord het regelmatig moest afleggen tegen Ajax.

Op clubniveau was Nederland begin jaren zeventig de absolute wereldtop, maar het Nederlands elftal bleef daarbij achter. Pas op het WK van 1974 maakte het Nederlands elftal furore. Iedereen genoot van het totaalvoetbal. Ik ook. Alle wedstrijden heb ik gezien. Ik was toen 14. We weten allemaal hoe het is afgelopen. Die vreselijke wedstrijd tegen Duitsland, die achteraf gezien terecht werd verloren. De moffen, sorry de Duitsers (ik vergeet nog steeds dat het nu onze vrienden zijn) waren beter op die dag. Wat deed het pijn. Verschrikkelijk. Het heeft heel lang nagedreund en de wedstrijd Nederland – Duitsland is voor mij altijd heel beladen gebleven. Ja, het is min of meer goed gekomen op het EK van ’88. De halve finale, in Duitsland, en dan op zijn Duits winnen, in de laatste minuut. Der Kaiser (toen bondscoach) die na afloop zijn beheersing verloor, het kon niet mooier. Helaas troffen we de Duitsers weer op het WK van 1990. We zouden daar wel even wereldkampioen worden.  Vertrouwen had plaats gemaakt voor arrogantie en hoogmoed. En als Duitsers ergens raad mee weten, dan is het wel met dit soort zaken. Kansloze nederlaag. Het deed weer pijn.

Het is na het WK van 1990 geweest dat ik heb besloten niet meer naar wedstrijden tussen Nederland en Duitsland te kijken. Ik kan het niet aanzien. Er zit te veel emotie en pijn bij mij. Het zorgt voor teveel onrust. 22 jaar lang heb ik Oranje niet tegen de Duitsers zien spelen, niet vriendschappelijk, ook niet als het ergens om gaat. Het is kiezen tussen twee kwaden. De wedstrijd volgen en kapot gaan aan de spanning of geen beelden zien en onrustig afwachten tot de wedstrijd voorbij is en ik op teletekst de uitslag kan zien. Ik kies nog steeds voor het laatste. Voor mij is dat het minst slechte. Nee, ik zal overmorgen niet kijken. Maar ik leef wel met Oranje mee en ik hoop van harte dat ze winnen.

Ik wens jullie allemaal een prachtige voetbalavond!

zondag 10 juni 2012

De hoogste vorm van fotografie


Alles is bij mij gerelateerd aan de Pyreneeën. Als ik het heb over fotografie dan gaat het dus over fotograferen in de Pyreneeën. Het is maar dat je het weet. En nu ga ik het hebben over de hoogste vorm van fotografie in de Pyreneeën. Geen gemakkelijk onderwerp. Ik neem een aanloopje.

Menige lange reis in de Pyreneeën heb ik gemaakt. Tien weken was eigenlijk wel het minimum. Minder vond ik maar niks voor iemand die serieus bezig wilde zijn met het ontdekken (voor zichzelf) van de Pyreneeën. Lange, mooie tochten maakte ik. Fantasierijk, vol uitdaging. Maar ik was niet elke dag in de bergen. Af en toe was er een rustdag. Om bij te komen van de inspanningen, kleren te wassen en eten in te slaan voor de komende dagen. Maar er speelde nog wat op de rustdagen: boeken kijken. Ik hoopte altijd maar in een dorp als Gavarnie, Cauterets of Luchon neer te strijken, dorpen waar winkels waren, want dan kon ik me vergapen aan de nieuwste boeken over de Pyreneeën. Vooral de fotoboeken hadden mijn interesse. Afspraak met mezelf was dat ik aan het eind van de reis een aantal boeken mocht kopen. Na zo lang in alle eenvoud te hebben geleefd, had ik dat verdiend, zo was de gedachte. En al zeg ik het zelf, ik verdiende het ook. Sommige boeken moest ik gewoon hebben. Ik raakte er helemaal van in vervoering. Onderweg maakte ik een lijst van gewenste aankopen. Er werden berekeningen gemaakt. Kon ik het me allemaal veroorloven? Breed had ik het immers niet. En dan, helemaal aan het eind van de reis, werd een extra dag besteed aan het nogmaals bekijken van alle boeken, het afwegen, het beslissen en ja, het kopen. En met een paar tassen vol boeken keerde ik huiswaarts. Genoeg om de winter door te komen. Genoeg om het dromen over de Pyreneeën te stimuleren. Wat was ik blij met mijn boeken.


En nu, heel wat jaren later, is er in Le Petit Refuge een mooie Pyreneeënbibliotheek. De fotoboeken nemen een prominente plaats in. Ze worden door iedereen gewaardeerd. Dat is ook niet zo gek, want foto’s spreken een universele taal die iedereen begrijpt. Als je al die fotoboeken gaat bekijken, zal het je opvallen dat de beste fotografen het vermogen hebben de Pyreneeën voor zich te laten spreken. Zonder een enkele toevoeging. En dat betekent: geen mensen op de foto’s of een enkele keer, heel discreet. Uitzonderingen zijn de herders met hun vee, mensen die op het land werken, karakteristieke figuren in de dorpen. Zij kunnen iets wezenlijks toevoegen aan de foto. Een foto tot een verhaal maken zelfs. Maar wandelaars en bergsporters op de foto’s? Hoogst zelden. En ik ben daar heel blij mee. Mensen bezoedelen het landschap, zijn storende factoren en leiden de aandacht af van waar het om gaat. Het is mij ook wel bekend dat mensen soms diepte aan een foto geven, de verhoudingen aangeven, maar voor mij hebben ze maar zelden een toegevoegde waarde. Licht, kleur, vorm, ambiance, daar hebben de topfotografen voldoende aan. Geen mensen, maar puur Pyreneeën en dan zo fotograferen dat de foto spreekt. Nee, dat de Pyreneeën spreken. Voor zichzelf. Er zijn er maar een paar die dat kunnen. De Faucompret en Audoubert schieten mij nu even te binnen. Zij hebben de essentie van de Pyreneeën niet alleen ervaren, maar weten deze ook op weergaloze wijze vast te leggen.  Zij houden zich bezig met de hoogste vorm van fotografie. De boeken van hun blijven een genot om in te kijken. In alle rust kan ik dan genieten van de Pyreneeën zonder afgeleid te worden door wandelaars die druk bezig zijn of door felgekleurde tentjes die vloeken met het landschap. Heerlijk!

Maar ach, waar verveel ik jullie eigenlijk mee?


zondag 3 juni 2012

De vlucht van de rotskruiper


Als ik terug kijk naar de tochten die ik in de Pyreneeën heb gemaakt, dan zijn er vele momenten die me zijn bijgebleven. Mooie uitzichten, moeilijke momenten, “dramatische”gebeurtenissen, de aanblik van een berg, bijzondere omstandigheden, maar ook sommige waarnemingen. Voor het eerst de Pyreneese ramonde aanschouwen, was voor mij een onvergetelijke ervaring. Oog in oog staan met de “bloem der Pyreneese bloemen”, een ervaring om te koesteren. Ik weet nog precies welk jaar, welke dag en de exacte locatie. Sommige dingen vergeet ik nooit.

Gedurende enkele jaren heb ik me intensief bezig gehouden met het spotten van bijzondere vogels die in de Pyreneeën voorkomen. Eén van die vogels is de rotskruiper. Het heeft lang geduurd voordat ik de rotskruiper in het vizier kreeg. Het afturen van rotswanden bleef jaren zonder succes. Uiteindelijk, toen ik de moed eigenlijk al had opgegeven, kreeg ik hem toegeworpen.  In het natuurreservaat van Orlu, ik weet nog precies waar. Op een paar meter afstand, recht voor me, tegen een loodrechte rotswand, zat hij. Karakteristiek, met uitgeklapte vleugels, als het ware tegen de rots aangeplakt. Veel grijs, zwart, een beetje wit, grote snavel, maar vooral het karmijnrood in de vleugels. Zo mooi, ik wist niet wat ik zag. Nou ja, ik wist wel wat ik zag. Hoe lang hij tegen die rots heeft gezeten, weet ik niet. Tien seconden misschien? In mijn beleving was het een eeuwigheid.  Ineens was hij weg. Het maakte niet uit. Ik had er een prachtige herinnering bij en mijn dag kon niet meer stuk. De rotskruiper heeft daarna nog een paar keer mijn pad gekruist en daar is het bij gebleven. Misschien ligt het aan mij dat ik hem zo weinig heb gezien, misschien ligt het aan de rotskruiper. Wie zal het zeggen?

Een paar weken geleden kocht ik het boek Plumes de Cimes, een fotoboek over in de Pyreneeën levende vogels. Ik ben erg getroffen door de kwaliteit van de foto’s. Het is in mijn ogen een boek dat een dimensie toevoegt aan de reeds bestaande natuurfotoboeken over de Pyreneeën. Veel foto’s van vogels in vlucht. Foto’s die vaak een verhaal vertellen. Ijzersterke composities, sfeervol, messcherpe foto’s.  Een aantal platen springen er voor mij uit. Ik denk aan de grote bonte specht in duikvlucht, de silhouetten bij nacht van een uil en van het auerhoen, de rode wouw die een voorbijvliegende vlinder bekijkt en, ja hoor, de foto’s van de rotskruiper. Nog nooit is deze vogel zo mooi in beeld gebracht. De top is die ene foto, die van de vlucht van de rotskruiper. Een aparte vlucht, want de rotskruiper vliegt niet. Nee, hij fladdert. Zoals een vlinder doet. Daarom wordt hij in Frankrijk ook wel l’oiseau papillon genoemd. Mooi hè? De officiële Franse naam is Tichodrome echelette. Dat is toch heel wat beter dan rotskruiper. Wat een armoedige naam voor zoveel elegantie, hoog in de bergen. De vleugels diep naar beneden geslagen, de witzwarte uiteinden van de vleugels, de grote gebogen snavel en het overvloedige rood in de vleugel, die op een waaier lijkt. Wat een foto!

Het boek Plumes de Cimes is een van de vele fotoboeken in de Pyreneeënbibliotheek van Le Petit Refuge.


woensdag 30 mei 2012

Standard & Poor's


Standard & Poor’s (S&P) heeft de kredietstatus van Le Petit Refuge verhoogd. Redenen voor de verhoging zijn de goed gevulde reserveringsportefeuille voor de komende zomer en de onvoorwaardelijke keuze voor kwaliteit en kleinschaligheid. De junkstatus had Le Petit Refuge al lang verlaten, nu is een flinke stap gezet in de richting van de triple A-status. Beleggers reageerden enthousiast op het nieuws en zijn kennelijk al vergeten dat Le Petit Refuge in het begin met veel argwaan werd bekeken. De positieve stemming werd verder aangewakkerd door een korte toespraak van topman Antoine Joosten. De flamboyante eigenaar van Le Petit Refuge, die altijd goed is voor een paar pittige uitspraken, zei onder meer de sceptici de mond te blijven snoeren door keihard te blijven werken en van Le Petit Refuge het gedroomde paradijs voor wandelaars in de Pyreneeën te maken. De tweede badkamer was een belangrijke toevoeging, maar er gaat dit jaar nog meer gebeuren aan het huis, zo beloofde hij. Joosten wilde echter niet zeggen wat. Beleggers kregen door de woorden van de topman het vertrouwen dat Le Petit Refuge geen eendagsvlieg is, maar een schitterend verblijf in de Franse Pyreneeën met een gouden toekomst. Het aandeel Le Petit Refuge sloot gisteren vijf procent hoger.

maandag 28 mei 2012

Only the rocks live forever


Centennial. Een Amerikaanse TV-serie, die ook op de Nederlandse TV was te zien. Ik meen aan het eind van de jaren zeventig. Een serie over het ontstaan en de ontwikkeling van het stadje Centennial. In feite een serie over het ontstaan van het moderne Amerika. Een van de eerste series ook waarin Indianen niet voortdurend werden afgeschilderd als idioten en gevaarlijke gekken. Destijds heb ik meer dan twintig uur lang gesmuld van een serie die voor mij voor een groot deel ging over dromen en het realiseren daarvan. Natuurlijk, het was Amerikaans, misschien wat overtrokken allemaal, maar ik genoot ervan. Sterker nog, ik ging er helemaal in op. In de loop van de jaren vergat ik Centennial. Tot ik er een jaar of vijf geleden weer eens aan dacht. “Wat zou het mooi zijn als ik de serie nog eens kan bekijken op dvd”, dacht ik. Alle TV-series worden op dvd uitgebracht, van Swiebertje tot Friends. Wie schetst mijn verbazing: Geen Centennial op dvd. Tot een jaar of drie geleden. Ik was er als de kippen bij. Een paar lange TV-avonden volgden en weer, net als dertig jaar geleden, genoot ik met volle teugen.

Waarom ik dit vertel? Nou, het eerste deel van de serie draagt de titel “Only the rocks live forever”. Het is een gezegde van de indianen, ik meen van de Arapaho-stam. Alleen de rotsen (van de Rocky Mountains) zijn er voor de eeuwigheid, wij zelf zijn hier maar tijdelijk. En wat ze in het verlengde ervan wilden zeggen is dat je je niet druk moet maken om hoe lang je leeft maar om hoe je leeft. Only the rocks live forever, een gezegde dat staat als een rots. Enkele weken geleden heb ik het gezegde tot lijfspreuk van Le Petit Refuge gemaakt, al heb ik hem wel toegespitst op een aangepast aan  mijn eigen bergen: Only the Pyrenean rocks live forever. De Pyreneeën zullen altijd blijven bestaan. Ik niet. Ik ben een passant. Laat ik me druk maken om hoe ik Le Petit Refuge vorm geef. Met hoofd en hart. De spreuk hangt, ingelijst en wel, in Le Petit Refuge. Keurig.

dinsdag 22 mei 2012

Het lukt niet (hij en ik)


Hij: Wat lukt er niet, Ton? Zeg het maar.

Ik: Nou, vooruit. Omdat je het zo graag wilt weten, zal ik het vertellen. Het is een lastig onderwerp nochtans.

Hij: Laten we dan beginnen bij het begin. Waar gaan we het over hebben?

Ik: Over de nietigheid van de mens.

Hij: Interessant onderwerp. Wat wil je erover kwijt?

Ik: Ik wil het hebben over de nietigheid van de mens in relatie tot de Pyreneeën.

Hij: Ik ben benieuwd.

Ik: Nou, het zit zo. Het wil maar niet lukken met de nietigheid bij mij. Ik voel me niet nietig als ik door de Pyreneeën loop. Ik ben op heel wat toppen geweest, zelfs de hoogste, maar ondanks de imposante bergen en de overweldigende uitzichten heb ik nooit de nietigheid van de mens mogen ervaren. Het lukt gewoon niet.

Hij: En wat is nu je punt?

Ik: Mijn punt is dat dit niet strookt met wat de overgrote meerderheid ervaart. Vrijwel iedereen ervaart de nietigheid van de mens als de top van een berg is bereikt. “En als je dan op de top staat, ervaar je de nietigheid van de mens”, zo klinkt het in alle reisverslagen.

Hij: Ik onderbreek je heel even, Ton. We spreken bij deze af dat we het niet gaan hebben over reisverslagen, wandelverslagen en tochtverslagen. Je weet dat ik daar allergisch voor ben. Doe me een lol!

Ik: Maak je geen zorgen, we zitten wat dat betreft op één lijn. Even verder over die nietigheid. Het lijkt iets te zijn wat er als vanzelfsprekend bij is gaan horen. Als je iemand ontmoet, geef je een hand. Als je op een top staat, ervaar je de nietigheid van de mens. Het heeft iets van beleefdheid. Je behoort je nietig te voelen. Nou, daar zit ik dus mee. Geen nietigheid bij mij.

Hij: In het geheel niet?

Ik: Nee, helemaal niet.

Hij: Laat ik het dan anders vragen. Wat ervaar je dan wel als je op een top staat?

Ik: Goeie vraag.

Hij: Dank je. Sta ik ook wel een beetje om bekend, dacht ik zo.

Ik: Verbeeld je maar niet teveel. Maar nu je vraag. Blijdschap ervaar ik vaak. Over dat het allemaal goed is gegaan, dat ik heb genoten van de weg naar de top en dat ik de top uiteindelijk heb bereikt. Een gevoel van voldoening moet ik het misschien noemen. Maar wat ik vooral voel is dat ik bevoorrecht ben.

Hij: Bevoorrecht?

Ik: Ja, ik voel me bevoorrecht dat ik dit allemaal mag meemaken. Dat ik in de Pyreneeën aan het wandelen ben en mag genieten van al het moois wat de Pyreneeën prijs geven. En weliswaar ben ik het zelf die zich in die bevoorrechte positie heeft gebracht, toch voel ik me heel bevoorrecht. Dat is het overheersende gevoel bij mij. Weet je wat ik nog meer voel?

Hij: Nee, maar ik heb zo het gevoel dat je dat nu gaat vertellen.

Ik: Inderdaad. Verbazing is er vaak. Over wat ik zie. De vormen van de bergen, de kleuren, het licht. Ik kijk mijn ogen uit. En verder is er een gevoel van rust als de top is bereikt. De inspanning is voorbij, ik kan me helemaal concentreren op en zelfs opgaan in wat ik zie. Alle andere zaken die in het leven spelen, bestaan niet meer. De Pyreneeën en ik. Ik en de Pyreneeën. Verder niks. Niks denken, alleen nog maar ervaren. Ik onderga de Pyreneeën. Het mooiste wat er is.

Hij: En voor de nietigheid is geen plaats?

Ik: Eigenlijk geef je zelf het antwoord al. Ik zou het zo willen zeggen: ik heb geen tijd om me nietig te voelen als ik op een top in de Pyreneeën sta. Ik heb wel wat anders te doen. Ik wil er nog wel een kleine nuance op aanbrengen.

Hij: Nuance? Nee, toch. Daar moet je in de Nederlandse politiek mee aankomen tegenwoordig. Je wordt meteen uitgelachen. Maar dat terzijde. Ga verder.

Ik: De nuance is dat ik het heb over nietigheid in de zin van je klein, onbeduidend, zonder betekenis voelen tegenover de alom aanwezige, monumentale bergen. Maar nietigheid in de vorm van kwetsbaar zijn heb ik wel vaker ervaren. Het gevoel van overgeleverd zijn aan de elementen, bij voorbeeld bij een zwaar noodweer in de Pyreneeën, het gevoel dat het met je is gebeurd als de goden het willen. Dat gevoel heb ik wel vaker gehad.

Hij: Staat genoteerd. Nog even terug naar het begin van het gesprek. Je zegt dat bijna iedereen die op een top staat de nietigheid van de mens ervaart. Dus die zitten er allemaal naast?

Ik: Je begrijpt er helemaal niks van. Ik praat alleen over mijn eigen ervaring en beleving. Die zijn niet beter dan die van anderen, wel anders misschien. Nee, plaats voor nietigheid is er niet bij mij. Misschien zijn de Pyreneeën niet hoog genoeg, misschien ligt het aan mij. Wie zal het zeggen?

Hij: Jijzelf hopelijk!

Ik: Grapjas. Als ik op een top sta heb ik geen tijd voor de nietigheid. Ik heb het druk met kijken en ervaren. Proberen vast te leggen wat ik mooi vind, dat ook. En vooral genieten. Alleen de Pyreneeën tellen voor mij op zo’n moment.

Hij: Duidelijke taal. Verrassend en verfrissend. Ik laat het een tijdje op me inwerken, als je het goed vindt. Tot slot: heb je misschien nog een laatste opmerking of boodschap aan al die mensen die wel de nietigheid van de mens ervaren als ze in de Pyreneeën op een top staan?

Ik: Een boodschap niet, wel een vraag. Hebben jullie niks beters te doen op een bergtop?

Hij: Zo ken ik je weer!

Ik: Dank je.

donderdag 17 mei 2012

Het mooiste pad van de Pyreneeën


De Couserans is een streek in de Franse Pyreneeën, die qua ontwikkeling achter is gebleven bij andere gebieden in dit gebergte. Bedrijvigheid is er niet, toerisme heeft niet de overhand gekregen. De bergdorpen zijn grotendeels leeggelopen. Jonge mensen keerden de bergen de rug toe en zochten hun heil elders. Wat overblijft zijn stille dorpen zonder voorzieningen, waar nog wat bejaarden wonen. Hoe anders is dat geweest. Een eeuw geleden maakte de mijnbouw gouden tijden mee. Vele honderden mannen werkten hoog in de Pyreneeën onder moeilijke omstandigheden. Zij woonden met hun gezinnen in dorpen die bloeiende gemeenschappen waren.  De Vallée du Biros, in de westelijke punt van de Couserans, was het centrum van de mijnbouw. Er werd op grote schaal zink en lood gewonnen. De mijnen van Bentaillou en Bulard zijn al lang gesloten, maar vervallen barakken, restanten van kabelbanen en verroeste wagonnetjes zijn er nog en prikkelen de gedachten en fantasie van de wandelaar die zijn weg baant in het grauwe gebergte. Het zijn de stille getuigen van een tijd dat er in de Pyreneeën letterlijk op hoog niveau werd gewerkt. Onvoorstelbaar wat men heeft gepresteerd. Sommige werken reikten zelfs tot boven de 2500 meter. Loop maar eens naar de Port d’Urets (2534 m), een bergpas op de Frans-Spaanse grens. De aan Spaanse zijde gewonnen delfstoffen werden “over de grens getild” en met een kabelbaan richting het gehucht Eylie getransporteerd. Stel je voor dat je moest werken in een van de gebouwen rond de Port d’Urets. Dan had je een aardige wandeling voor de boeg. Hoogteverschil: ruim 1500 meter. Maar de mensen waren in die tijd slim. Een prachtig pad creëerde men. Een pad dat niet de kortste weg naar boven zoekt, maar dat voortdurend slingerend omhoog gaat. Geen enkele passage is te steil, je kunt in een aangenaam ritme blijven lopen zonder stuk te gaan. Het is alsof geleerden zich erover hebben gebogen en het pad hebben afgestemd op wat een mens kan hebben. In een zetel word je naar de Port d’Urets gedragen. Schitterend! Ik heb de route verschillende keren gelopen, ben  nooit buiten adem geraakt en heb genoten van elke stap. En van de omgeving natuurlijk. De arbeiders die destijds naar boven gingen, zouden die ook hebben genoten van het mooiste pad van de Pyreneeën? Ik denk het niet. Ze hadden wel wat anders aan hun hoofd.

zaterdag 12 mei 2012

Een katje dat wil leven

Als je niet dood wilt gaan, blijf dan maar leven

Vlakbij mijn huis, twee deuren verderop, leeft een groepje katten. Het zijn er nu een stuk of tien. Half verwilderd zijn ze. Nochtans worden ze elke dag gevoerd. Een oudere vrouw (80 is ze intussen) brengt steevast een grote emmer met pasta gemengd met wat vlees en de katten eten het maar al te graag op. Ze hebben het goed. Ze hoeven niks te doen om aan eten te komen en zijn veilig in een schuur, waar ze tegen elkaar kunnen kruipen. Erg blij ben ik niet met de situatie ook al zorgen ze bij mij niet voor overlast. Het zijn er al te veel en ze fokken vrolijk verder. De eigenaresse en ik zijn het met elkaar eens dat er geen katten meer bij mogen komen. Volgens haar moeten jongen meteen opgespoord worden en vervolgens "op transport worden gezet". Een enkele reis naar een mooie bestemming, zullen we maar zeggen. Door mij wordt intensief gesurveilleerd. Ik weet precies wat er gaande is en help met het vinden van de pasgeborenen. Ik maak ze niet dood, dat mag zij of haar familie doen. Zo ben ik ook wel weer. Het is niet anders, ik ga niet met de armen over elkaar zitten en wachten tot de boel volledig uit de hand loopt. Doelstelling is dat er geen katten meer bij komen en tot op heden is die doelstelling gehaald. Sinds mijn aankomst vorig jaar is het aantal katten gelijk gebleven.
In april 2011 arriveerde ik in Ayet. Er liepen toen enkele jonge katjes rond. Drie in totaal. Twee donkere en één gevlekte. Ze waren al te oud, te snel en te verwilderd om nog in te grijpen. De gevlekte bleek een curieus geval. Klein, zwak, kale oren. Ze zag er lief uit, dat ook. Het gekste was, dat ze niet of nauwelijks bleek te groeien. Met de eigenaresse had ik het er wel eens over. Erg lang zou ze niet leven, veronderstelde ze. Te klein, te zwak, te afhankelijk. Door de andere katten werd ze genegeerd, ze ging haar eigen gang. Maar eten deed ze wel. En goed. Toen kwam de winter. Dat overleeft ze nooit, dacht ik. Maar ik vergiste me. Rochelend en snotterend kwam ze 's ochtends tevoorschijn, als de eerste zonnestralen de schuur raakten. Betraande ogen, verfrommelde oren. Eigenlijk geen gezicht, maar wel vertederend. Dapper hield ze stand. Ook de ijzige februarikou overleefde ze. In de loop van de tijd is er een soort band ontstaan tussen het kleine wonder en mij. We kennen elkaar en ze is graag bij mij. Het is de enige sociale kat van het stel. Ze dribbelt altijd achter me aan. Haar gezondheid baarde me wel zorgen. Eindeloos hoesten en snotteren. Ik moest eigenlijk een keer naar de dierenarts gaan, vond ik. Twijfel overheerste. "Laat het beestje toch, ze moet het zelf maar zien te redden", was één van de gedachten. Een paar weken geleden maakte ze een smak. Ik ben er niet bij geweest, maar ik veronderstel dat ze van de schuur is gevallen. Achterpoot lelijk geblesseerd, misschien wel gebroken. Ze liep heel moeilijk. Dit sterkte mij in de gedachte dat ik toch maar eens naar de dierenarts moest. De druppel kwam afgelopen donderdag. Ik zag dat ze gedekt werd door een van de katers. Niet meer getwijfeld en dezelfde dag nog naar de dierenarts in Saint-Girons. Zo ben ik ook wel weer. Heel moeilijk vond ik dit. Ernstige ademhalingsmoeilijkheden, eindeloos snotteren, abnormaal klein, kale oren en een gebroken poot. Probeer daar maar eens mee aan te komen. Het was niet moeilijk te bedenken wat de dierenarts zou gaan zeggen: "hopeloos, geef maar een spuitje". Ze had het moeilijk, het was ook gloeiend heet die dag. De dierenarts nam de tijd voor haar. Ze bleef rustig op de tafel liggen. Uitgeput, beduusd en vooral bang. Ze kreeg wat water en daarvan knapte ze een beetje op. Ik gaf wat informatie over haar en vertelde dat ze ongeveer veertien maanden oud is. Volgens de dierenarts had ze het formaat van een kat van vier maanden. Haar gewicht was de helft van dat van een volwassen kat. Verbazing alom over het kleine wonder. Andere artsen werden erbij gehaald om haar te bewonderen. "Ach, wat is ze lief", riep iedereen. Het goede nieuws stapelde zich op. De poot bleek niet gebroken, ze was al met al redelijk gezond. Ze was niet vermagerd, het was geen vel over been. Dat ze klein was, was niet het gevolg van een afwijking of ziekte. Ze was gewoon klein. Je hebt grote mensen en kleine mensen, er zijn grote katten en (erg) kleine katten. Ze kreeg antibiotica voor de ademhalingsproblemen en we spraken af dat ik over wat dagen terug zou komen voor de sterilisatie. De enige zorg waren de kale oren. Dat kan tot kanker leiden omdat de zon nu op de huid schijnt.
Eenmaal terug in Ayet, snelde ze terug naar haar "familie" en de veilige schuur. Maar de band tussen ons is alleen maar sterker geworden. Ik heb haar nu "geadopteerd". Een katje dat graag wil leven, maar dat nooit voor zichzelf zal kunnen zorgen, gaat een onbezorgde tijd tegemoet. Veel zal er niet veranderen. Ze blijft gewoon bij de andere katten, voor zover ze dat nog wil. Want meer en meer trekt ze weg uit de schuur. Ach ja, we zullen zien waar het op uit draait.

vrijdag 4 mei 2012

Van wandelaar tot pelgrim

Er schijnt een boek in omloop te zijn met de titel “Van wandelaar tot pelgrim”.  Een mens kan zich ontwikkelen, is kennelijk de gedachte. Hij begint als wandelaar, een eenvoudig wezen dat de ene voet voor de andere zet en dat alsmaar herhaalt teneinde op de plaats van bestemming te komen. Een wandelaar is geen denker, hij doet eigenlijk maar wat. Maar er is hoop voor de wandelaar. Hij kan ontsnappen aan zijn simpele, doelloze bestaan door pelgrim te worden.  Daar moet je wel wat voor doen. Je doet de wandelschoenen aan, een rugzak om, de huisdeur achter je dicht en je gaat op weg naar Santiago de Compostella. Binnen de kortste keren onderga je een gedaanteverwisseling. Allerlei verheven gedachten komen in je op en je gaat je intensief bezig houden met belangrijke vragen. Prachtig lijkt me dat. Geen wandelaar meer zijn , maar pelgrim. Stel je voor dat ik dat zou kunnen meemaken. Menige lange tocht heb ik in de Pyreneeën gemaakt. Een week of tien was het vaak, soms nog langer. Avonturen die een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. De Pyreneeën hebben me keer op keer een spiegel voorgehouden en me genadeloos geconfronteerd met mijn angsten, beperkingen en grenzen. Het was niet altijd gemakkelijk om in die spiegel te kijken, maar ik heb het gedaan. En passant heb ik op bescheiden niveau nagedacht over bij voorbeeld wie ik ben, hoe ik met mensen omga, wat ik in dit leven wil. Gaandeweg is er iets van inzicht ontstaan en het mooie is, vind ik, dat ik naar dat inzicht heb gehandeld. En daarom woon ik nu in de Pyreneeën en daarom doe ik wat ik doe. Ach, ik weet het, het stelt allemaal niet zoveel voor. Ik ben tenslotte maar een wandelaar, die zijn best doet op amateurniveau. De pelgrim daarentegen heeft de hoogste trede bereikt. Pelgrimeren is je bewegen in de eredivisie van het wandelen.  Zou ik ooit kunnen promoveren? Ja, stel je dat eens voor. Het zou wat zijn. Wat een verrijking van mijn troosteloze leven zou die sprong zijn!

zondag 29 april 2012

Kerriesoep, da’s pas spannend

Dat is nog eens een onderwerp voor een weblog: kerriesoep. Geen mooi verhaal over de Pyreneeën, geen bergtop die wordt bezongen en ook geen stukje over het leven in het dorp Ayet. Nee, het gaat vandaag over soep. Kerriesoep welteverstaan. De meeste avondmaaltijden in Le Petit Refuge beginnen met soep. Ik vind het een ideaal begin van de maaltijd en de ervaring heeft geleerd dat de gasten er ook zo over denken. Een van mijn soepen licht ik er vandaag uit. Het is de kerriesoep. Met name voor de Fransen is dit een bijzondere, verrassende soep. Hier in de Couserans is men nogal conservatief als het gaat om het gebruik van kruiden. Zout, peper, knoflook, peterselie en af en toe tijm en rozemarijn. Daarmee houdt het wel zo’n beetje op. Kerrie wordt maar weinig gebruikt. Men kent het wel, maar het is niet eigen aan de streek. In Nederland is kerrie sinds jaar en dag bekend. De kruiden uit het verre oosten zijn “dankzij” onze VOC-mentaliteit niet meer weg te denken uit de Nederlandse keuken. Kerrie is gewoon en kerriesoep is een gewone soep. Maar voor mijn Franse gasten is kerriesoep een sensatie. En een traktatie. Maar het is dan ook meer dan zomaar een kerriesoep. Er zit namelijk iets in wat je niet in een soep verwacht, maar wat prachtig combineert met de kerrie. Zal ik het zeggen? Stukjes banaan. Wat een briljante vondst! Nee, niet in de soep gooien, maar op het bord leggen en vlak voor het opdienen de gloeiend hete soep erover gieten. Dan krijgt de banaan geen kans zachte smurrie te worden. Hoe bedenk je zoiets, Ton? Tja, om eerlijk te zijn: ik heb het uit een boek. Het culinaire meesterwerk “Spannende soepen” heeft me op het idee gebracht. Mensen die denken dat soepen niet spannend kunnen zijn, moeten dat boekje maar eens inkijken. Wat een pageturner is dat. De spanning druipt er van af. De ene soep nog spannender dan de andere. Ik moet altijd glimlachen als ik het boekje in handen heb. Maar zonder gekheid, iedereen vindt de kerriesoep bij mij lekker. En door de banaan ook nog een beetje spannend. Mijn geheim: geen scherpe kerrie gebruiken, maar milde. De soep moet de tong strelen. En verder heel veel liefde in de soep verwerken. Dat werkt ook. Verschillende Fransen, Nederlanders en Vlamingen heb ik het recept al gegeven en er zullen nog veel gasten volgen die om het recept vragen. Je wilt het recept hebben? Dat kan. Ik zou zeggen: kom een keer eten in Le Petit Refuge!

donderdag 12 april 2012

Door de bomen kijken

Een van de mooie dingen van de winter is, dat je door de bomen kunt kijken. In de zomer is alles dichtbegroeid en mis je elk overzicht wanneer je door de uitgestrekte bossen loopt in de Vallée de Bethmale of de Vallée du Biros. De bomen en het dichte struikgewas houden verborgen wat in de winter zichtbaar wordt en dat is een ongekende hoeveelheid schuren. Ze worden nu niet meer gebruikt. Veel schuren zijn thans niet meer dan ruïnes, waarvan enkel nog een stukje muur is overgebleven, maar er zijn ook schuren die nog intact zijn. Gisteren sprak ik met een van de eigenaren van de gite d'étape van Eylie in de Vallée du Biros, een kenner van de streek. Hij is een studie aan het maken over de schuren in de Vallée du Biros en hij zal er ook een boek over maken. Geschiedenis, de architectuur van de schuren, het leven in de bergen, al dat soort zaken zullen aan bod komen in het boek. Hij vertelde dat er alleen al in de Vallée du Biros 2.500 schuren zijn geweest. Dat is een onvoorstelbaar aantal. Het geeft aan dat het landschap en het leven in de streek er ooit totaal anders uit heeft gezien. De huidige bossen verhullen wat er ooit is geweest. De hellingen werden intensief bewerkt. Gewassen werden verbouwd. Denk aan aardappelen en rogge. Het vee was veelal wat hoger in de bergen te vinden. De schuren werden gebruikt voor opslag. Een dorp als Ayet had een mooi uitzicht op de open vallei, die leven ademde. Alle oudere mensen, die de vroegere tijd hebben meegemaakt, zullen desgevraagd zeggen het jammer te vinden dat er niks meer te zien is. Alleen maar bos. Er gebeurt niks meer. Het doet de mensen pijn dat de bossen het landschap hebben overgenomen.
Vroeger was de Vallée de Bethmale (en ook de Vallée du Biros, mede door de mijnbouw begin vorige eeuw) een bloeiende gemeenschap. Een eenvoudige gemeenschap, een van de armste van de Pyreneeën. Mensen hadden geen geld en leefden in een zelfvoorzienende vallei. Toen de gelegenheid er was, heeft men het moeilijke leven de rug toe gekeerd en is men elders gaan wonen en werken. De dorpen zijn geleidelijk leeg gelopen. Mensen vertrokken en daarmee verdwenen ook de voorzieningen. De twee scholen van Ayet (een jongens- en een meisjesschool) gingen zo'n veertig jaar geleden dicht. Te weinig kinderen. Geen gezin wil zich er nu nog vestigen. Permanente voorzieningen zijn er niet meer. Wel komt er drie keer per week een bakker langs, twee keer per week een slager en een keer per week een kruidenier. Tot drie weken geleden kwam er ook één keer per week een auto van de bank langs. Voor bankzaken. Maar nu niet meer. Het is crisistijd en dan is het natuurlijk heel gemakkelijk te bezuinigen op dit soort voorzieningen. Een paar oude mensen, daar kraait geen haan naar. In het dorpje Sentein, de hoofdplaats van de Vallée du Biros, is nog een kleine school. Deze wordt aan het eind van het schooljaar waarschijnlijk voorgoed gesloten. Te weinig kinderen. Welk gezin wil zich daar dan nog vestigen? En mogelijk heeft dit ook gevolgen voor het busvervoer naar Sentein. Waarom nog bussen laten rijden naar een dorp zonder school? Een verdere leegloop kondigt zich aan. De inwoners van Biros en Bethmale zijn het gewend dat voorzieningen verdwijnen en dat mensen vertrekken. Ze weten wat incasseren is. Het hoort bij het leven, zeggen ze, maar als je ze recht in de ogen kijkt, zie je wat anders.

Pyreneeëngroet,

Ton Joosten
Le Petit Refuge

dinsdag 3 april 2012

De hoogste eer

Op 11 mei is het zover. Dan is ze jarig. De oudste inwoner van Ayet wordt 89. Ze woont met een deel van haar familie in het dorp, enkele meters van mij vandaan. We treffen elkaar elke dag. Een groet, een korte praatje, soms langer. Er is altijd even contact. Koffie drinken doen we ook. Een paar keer per week. Soms bij mij, meestal bij haar. Het is gezellig bij haar aan tafel. Ze is niet op haar mondje gevallen, heel alert en scherp. Elke dag maakt ze een wandeling. In en rond het dorp en als ze zin heeft zelfs helemaal tot Aret en terug. Uitrusten op een bankje en genieten van het weer en de uitzichten hoort erbij. Thuis puzzelt ze veel en ze leest. Ja, ze is nog goed bij. Heerlijk is het om met haar te praten over het leven in het dorp en de Vallée de Bethmale. Vooral over hoe het vroeger was. In die gesprekken voel je de band met en de betrokkenheid bij de vallei. Wat weet ze veel. Vol overgave vertelt ze. En ik geniet en leer.
Zo'n twee weken geleden, ik weet het niet meer precies, stond ik bij haar aan de deur. Een kleine vraag had ik, niks bijzonders. Aan het eind van het gesprek vertelde ze dat ze binnenkort jarig was. Op 11 mei. En deze keer had zij een vraag. Of ze ter gelegenheid van haar verjaardag met haar familie bij mij mocht komen eten. Ze was al eens geweest. Gezellig was het en het eten was heerlijk. Ik wist niet wat ik hoorde. Nadenken hoefde ik niet. Natuurlijk heb ik meteen ja gezegd. Kijk, dat is nou de hoogste eer die je in Ayet kunt krijgen. Wat ga ik straks mijn best doen!

vrijdag 23 maart 2012

Le Petit Refuge in Ayet

Bonsoir vanuit Ayet,

Ayet, een klein bergdorp in de centrale Franse Pyreneeën, gelegen in de Vallée de Bethmale. Sinds een jaar woon ik in het dorp, in een huis dat uitzicht biedt op de groene vallei vol bossen en weilanden, de Col de la Core (1395m) en enkele kale bergtoppen, die tot zo'n 2400 meter reiken en die nu, aan het begin van de lente, nog besneeuwd zijn. Ayet is een dorp waar de stilte overheerst. Er zijn maar 45 inwoners, hoofdzakelijk ouderen. De meeste inwoners zijn met pensioen. Het leven in Ayet voltrekt zich in een rustig tempo. Ooit was dat anders. Het mooi tegen een helling aangebouwde Ayet was een bloeiende gemeenschap, vele malen groter dan nu het geval is. Een school voor de kinderen was er tot zo'n veertig jaar geleden. Het dorp keek uit op de weilanden en akkers die dag in dag uit werden bewerkt. Met het verdwijnen van de agrarische activiteit is ook het landschap ingrijpend veranderd. Bossen bepalen nu het landschap voor een groot deel. De weinige inwoners betreuren dat en denken met weemoed terug aan de tijd, dat Ayet een bloeiende gemeenschap was. Gemakkelijk was het leven er niet. Sterker nog, de Vallée de Bethmale was straatarm. Men kon ternauwernood het hoofd boven water houden. Bethmale was het einde van de wereld. Tot de jaren zestig van de vorige eeuw was er geen doorgaande weg en hield het asfalt op bij Ayet. De dorpjes in de vallei waren kleine, gesloten gemeenschappen met weinig contact met de buitenwereld. Dat is veranderd. Mensen hebben de Pyreneese bergwereld met zijn moeilijke omstandigheden de rug toegekeerd en zijn hun heil elders gaan zoeken. Wat overgebleven is, zijn deels leeggelopen dorpen waarin nog enkele ouderen leven. Winkels zijn er niet, zelfs het dorpscafé ontbreekt. De stilte regeert. Het enige geluid komt van de rivier de Balamet, die onderin de vallei stroomt. Ayet is een van deze dorpen. Prachtig gelegen, een uitstekende basis voor het maken van bergwandelingen en vooral een heerlijke plek om te zijn. Ik ben hier thuis. Mijn huis heb ik omgedoopt tot Le Petit Refuge. Zie www.lepetitrefuge.com. Het is een kleine, charmante Chambres et Table d'Hôtes die zich vooral richt op mensen die willen wandelen in de Pyreneeën. De komende tijd zal ik over Ayet en mijn huis nog meer gaan vertellen.

A bientôt, Pyreneeëngroet,

Ton Joosten




het dorp Ayet in de Vallée de Bethmale