zaterdag 12 mei 2012

Een katje dat wil leven

Als je niet dood wilt gaan, blijf dan maar leven

Vlakbij mijn huis, twee deuren verderop, leeft een groepje katten. Het zijn er nu een stuk of tien. Half verwilderd zijn ze. Nochtans worden ze elke dag gevoerd. Een oudere vrouw (80 is ze intussen) brengt steevast een grote emmer met pasta gemengd met wat vlees en de katten eten het maar al te graag op. Ze hebben het goed. Ze hoeven niks te doen om aan eten te komen en zijn veilig in een schuur, waar ze tegen elkaar kunnen kruipen. Erg blij ben ik niet met de situatie ook al zorgen ze bij mij niet voor overlast. Het zijn er al te veel en ze fokken vrolijk verder. De eigenaresse en ik zijn het met elkaar eens dat er geen katten meer bij mogen komen. Volgens haar moeten jongen meteen opgespoord worden en vervolgens "op transport worden gezet". Een enkele reis naar een mooie bestemming, zullen we maar zeggen. Door mij wordt intensief gesurveilleerd. Ik weet precies wat er gaande is en help met het vinden van de pasgeborenen. Ik maak ze niet dood, dat mag zij of haar familie doen. Zo ben ik ook wel weer. Het is niet anders, ik ga niet met de armen over elkaar zitten en wachten tot de boel volledig uit de hand loopt. Doelstelling is dat er geen katten meer bij komen en tot op heden is die doelstelling gehaald. Sinds mijn aankomst vorig jaar is het aantal katten gelijk gebleven.
In april 2011 arriveerde ik in Ayet. Er liepen toen enkele jonge katjes rond. Drie in totaal. Twee donkere en één gevlekte. Ze waren al te oud, te snel en te verwilderd om nog in te grijpen. De gevlekte bleek een curieus geval. Klein, zwak, kale oren. Ze zag er lief uit, dat ook. Het gekste was, dat ze niet of nauwelijks bleek te groeien. Met de eigenaresse had ik het er wel eens over. Erg lang zou ze niet leven, veronderstelde ze. Te klein, te zwak, te afhankelijk. Door de andere katten werd ze genegeerd, ze ging haar eigen gang. Maar eten deed ze wel. En goed. Toen kwam de winter. Dat overleeft ze nooit, dacht ik. Maar ik vergiste me. Rochelend en snotterend kwam ze 's ochtends tevoorschijn, als de eerste zonnestralen de schuur raakten. Betraande ogen, verfrommelde oren. Eigenlijk geen gezicht, maar wel vertederend. Dapper hield ze stand. Ook de ijzige februarikou overleefde ze. In de loop van de tijd is er een soort band ontstaan tussen het kleine wonder en mij. We kennen elkaar en ze is graag bij mij. Het is de enige sociale kat van het stel. Ze dribbelt altijd achter me aan. Haar gezondheid baarde me wel zorgen. Eindeloos hoesten en snotteren. Ik moest eigenlijk een keer naar de dierenarts gaan, vond ik. Twijfel overheerste. "Laat het beestje toch, ze moet het zelf maar zien te redden", was één van de gedachten. Een paar weken geleden maakte ze een smak. Ik ben er niet bij geweest, maar ik veronderstel dat ze van de schuur is gevallen. Achterpoot lelijk geblesseerd, misschien wel gebroken. Ze liep heel moeilijk. Dit sterkte mij in de gedachte dat ik toch maar eens naar de dierenarts moest. De druppel kwam afgelopen donderdag. Ik zag dat ze gedekt werd door een van de katers. Niet meer getwijfeld en dezelfde dag nog naar de dierenarts in Saint-Girons. Zo ben ik ook wel weer. Heel moeilijk vond ik dit. Ernstige ademhalingsmoeilijkheden, eindeloos snotteren, abnormaal klein, kale oren en een gebroken poot. Probeer daar maar eens mee aan te komen. Het was niet moeilijk te bedenken wat de dierenarts zou gaan zeggen: "hopeloos, geef maar een spuitje". Ze had het moeilijk, het was ook gloeiend heet die dag. De dierenarts nam de tijd voor haar. Ze bleef rustig op de tafel liggen. Uitgeput, beduusd en vooral bang. Ze kreeg wat water en daarvan knapte ze een beetje op. Ik gaf wat informatie over haar en vertelde dat ze ongeveer veertien maanden oud is. Volgens de dierenarts had ze het formaat van een kat van vier maanden. Haar gewicht was de helft van dat van een volwassen kat. Verbazing alom over het kleine wonder. Andere artsen werden erbij gehaald om haar te bewonderen. "Ach, wat is ze lief", riep iedereen. Het goede nieuws stapelde zich op. De poot bleek niet gebroken, ze was al met al redelijk gezond. Ze was niet vermagerd, het was geen vel over been. Dat ze klein was, was niet het gevolg van een afwijking of ziekte. Ze was gewoon klein. Je hebt grote mensen en kleine mensen, er zijn grote katten en (erg) kleine katten. Ze kreeg antibiotica voor de ademhalingsproblemen en we spraken af dat ik over wat dagen terug zou komen voor de sterilisatie. De enige zorg waren de kale oren. Dat kan tot kanker leiden omdat de zon nu op de huid schijnt.
Eenmaal terug in Ayet, snelde ze terug naar haar "familie" en de veilige schuur. Maar de band tussen ons is alleen maar sterker geworden. Ik heb haar nu "geadopteerd". Een katje dat graag wil leven, maar dat nooit voor zichzelf zal kunnen zorgen, gaat een onbezorgde tijd tegemoet. Veel zal er niet veranderen. Ze blijft gewoon bij de andere katten, voor zover ze dat nog wil. Want meer en meer trekt ze weg uit de schuur. Ach ja, we zullen zien waar het op uit draait.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten